Bij een carpaal tunnel syndroom (CTS) is een van de grote armzenuwen (de nervus medianus) bekneld.
Deze beknelling vindt plaats ter hoogte van de pols. Hier loopt de zenuw samen met de buigpezen door een tunnel (de carpale tunnel). Deze tunnel wordt in de bodem gevormd door de handwortelbeentjes met als dak een stevig bindweefselblad. Door zwelling van het omliggende weefsel (bijvoorbeeld de buigpezen) wordt de druk in de tunnel te hoog met als gevolg beknelling van de zenuw. De zwelling kan te maken hebben met bijvoorbeeld een polsbreuk, slijtage of suikerziekte maar kan ook spontaan optreden.
Een dof, tintelend of pijnlijk gevoel treedt op in een bepaald deel van de hand (rood). Bij een operatie wordt het ‘dak’ van de tunnel gekliefd. Het litteken (groene stippellijn) en het gebied er om heen (rood) kan nog enkele weken tot maanden gevoelig blijven.
Bij een carpaal tunnel syndroom (CTS) kunt u last hebben van:
De klachten kunnen toenemen bij:
Veelal wordt u in eerste instantie doorverwezen naar de neuroloog. Afhankelijk van uw klachtenpatroon en de bevindingen tijdens het gesprek en het lichamelijk onderzoek kan er aanvullend onderzoek nodig zijn. In geval van verdenking op een carpaal tunnel syndroom (CTS) kan er een Elektromyogram (EMG) gemaakt worden. Het EMG geeft informatie over de geleiding van prikkels via de zenuwen naar de spieren. Dit onderzoek wordt verricht door de laborant van de afdeling Klinisch Neurofysiologie of soms door de neuroloog. Het is zelden nodig verder onderzoek te doen. De neuroloog verwijst de patiënt door (naar de plastisch chirurg of de neurochirurg) voor een eventuele operatie.
Bij ernstige klachten is een operatie vaak de enige methode om van de carpaal tunnel syndroom (CTS) klachten af te komen. Bij een operatie wordt het dak van de carpale tunnel gespleten (in de lengte doorgesneden) zodat de zenuw meer ruimte krijgt.
Voor de operatie
Voor de operatie dient u rekening te houden met onderstaande zaken:
Operatie
De operatie gebeurt poliklinisch onder lokale verdoving door middel van een injectie. Slechts zelden wordt gekozen voor dagbehandeling onder verdoving van de gehele arm of volledige anesthesie. De arts overlegd met u wat in uw geval het beste is.
Bij de operatie ligt u op de rug met uw arm opzij. Voor de start van de operatie krijgt u een band (tourniquet) om de bovenarm. Deze band wordt, nadat de verdoving is ingewerkt opgeblazen. Door de druk van de band worden de bloedvaten naar de hand dichtgedrukt. Gedurende de ingreep stroomt er dan een korte periode geen bloed naar de hand. Zo wordt een beter zicht voor de chirurg gecreëerd. De druk van deze band kan als onprettig worden ervaren. Aan de binnenzijde van de pols wordt een korte snede van ongeveer drie centimeter gemaakt. Het bindweefselblad wordt doorgesneden zodat de zenuw meer ruimte krijgt. De wond wordt gesloten en er wordt een verband aangelegd. Hierna kan de band rondom de bovenarm weer leeglopen, zodat de bloedaanvoer naar de hand weer hersteld. Dit kan kortdurend prikkelende sensaties geven. De coördinatie van bewegingen van uw arm en hand kunnen de eerste uren na de operatie nog lastig zijn als gevolg van de verdoving.
Hersteltraject (operatieve behandeling)
Afhankelijk van de duur en de ernst van de beknelling zal de zenuw na de operatie herstellen. De carpaal tunnel syndroom (CTS) klachten van gevoelloosheid en tintelingen verdwijnen direct na de ingreep of na verloop van tijd. In slechts enkele gevallen verdwijnen de CTS klachten niet of onvolledig. In minder dan 2% komt de aandoening terug. De hand en vingers kunnen enige tijd wat stijver zijn. Het terugkomen van de kracht in de pols en hand kan soms enige weken tot maanden duren. Regelmatig komt het voor dat het litteken en het gebied rondom het litteken langere tijd (weken tot maanden) gevoelig is bij aanraken en druk zetten. Deze klachten zijn vrijwel altijd tijdelijk.
Handenteam
Na een carpaal tunnel syndroom (CTS) operatie kan het in enkele gevallen nodig zijn dat er nabehandeling volgt. De nabehandeling bestaat uit spalk- en oefentherapie. Deze nabehandeling vindt plaats bij het Hand- en Pols Expertisecentrum van het Maasstad Ziekenhuis en wordt uitgevoerd door medewerkers van het handenteam.
Mogelijke complicaties
Bij alle operaties bestaat een geringe kans dat complicaties zich voordoen. Voor de volledigheid noemen we de (zeer) zeldzame complicaties. Als u vragen heeft over de mogelijke complicaties, raden wij u aan om contact op te nemen met uw behandelend arts.