Zwangerschapsdiabetes

Zwangerschapsdiabetes

Zwangerschapsdiabetes (Diabetes Gravidarum) is diabetes die (meestal) ontstaat na de 20e week van de zwangerschap. Tijdens uw zwangerschap heeft uw lichaam extra insuline nodig en bij sommige vrouwen kan het lichaam (de alvleesklier) dat niet voldoende aanmaken.

Hierdoor ontstaat een tekort aan insuline in het lichaam, met als gevolg een stijging van de bloedglucose. Belangrijk is dat de zwangerschapshormonen het lichaam ongevoeliger maken voor de insuline. Hierdoor stijgen de bloedglucosewaarden. Met zwangerschapsdiabetes hebt u 50% meer kans op het ontwikkelen van Diabetes Mellitus type 2. Een gezonde leefstijl en een gezond gewicht kunnen dit risico in belangrijke mate verminderen.

Betrokken afdelingen en vakgroepen


Verhoogde bloedglucosewaarden bij de moeder kunnen leiden tot snellere groei van het kind. De extreme gewichtstoename van het kind kan de bevalling bemoeilijken.

Na de geboorte stopt de glucosetoevoer van de moeder, waarbij de alvleesklier van de baby nog langere tijd teveel insuline aanmaakt. Hierdoor kan de baby lage bloedglucosewaarden ontwikkelen. Dit glucosetekort kan tijdelijk een glucose-infuus bij uw kind noodzakelijk maken. Onbehandelde lage bloedglucosewaarden bij uw kind zouden kunnen leiden tot een hersenbeschadiging. Bij een goede bloedglucoseregulatie is de kans hierop erg klein.

Om de bloedglucose binnen de streefwaardes te houden is een aantal acties nodig op het gebied van voeding, beweging, zelfcontrole en insulinebehandeling.

Wanneer u zwangerschapsdiabetes heeft, wordt er voor u een groepsafspraak gemaakt met de diabetesverpleegkundige, internist, diëtist en een medewerker van de firma Bosman. Deze speciale groepsspreekuren voor vrouwen met zwangerschapsdiabetes vinden plaats op dinsdag en donderdag.

Onderwerpen die tijdens deze afspraak aan bod komen zijn onder andere:

  • het behandeltraject,
  • voedingsadvies, en
  • de werking van de bloedglucosemeter.

Na deze bijeenkomst maakt u een 7-punts glucose dagcurve voor twee dagen. Naar aanleiding van deze curves wordt verdere behandeling met u afgesproken.

De eerste vijf weken na de bevalling stopt u met het meten van glucosedagcurves. Zes weken na uw bevalling vindt de groepsbijeenkomst met de internist plaats. Hier worden de glucosedagcurves (opnieuw bijhouden voor twee dagen) weer besproken.