Intrathecale chemotherapie

Intrathecale chemotherapie

Chemotherapie is de behandeling van kanker met celdeling remmende medicijnen: cytostatica. Er zijn verschillende soorten cytostatica, elk met een eigen invloed op de celdeling. Bij intrathecale chemotherapie wordt een medicijn met een ruggenprik toegediend.

Via een ruggenprik wordt het medicijn Methotrextaat toegediend.

Methotrexaat is een medicijn wat werkt op een snel delende celdeling en heeft een onderdrukkende werking op ontstekingen. Dit medicijn valt onder de groep ‘cytostatica’.

De dosering van Methotrexaat is verschillend per ziektebeeld en afhankelijk van de klachten die u heeft van uw ziekte. De medicijnen worden in het hersenvocht (intrathecaal), toegediend ter voorkoming, of behandeling van ziekte in het hersenvocht. Cytostatica die via het infuus of via tabletten worden toegediend, kunnen ziekteactiviteit in het hersenvocht vaak niet voldoende bereiken. 

Om de cytostatica toch in het hersenvocht terecht te laten komen, wordt er een ruggenprik gezet. Dit noemen we ook wel een lumbaalpunctie. Bij een ruggenprik wordt er door middel van een prik in de onderrug hersenvocht afgenomen voor onderzoek en vervolgens wordt er medicatie ingespoten.

Indien u bloedverdunners gebruikt moet u dit melden aan uw behandelaar bij het maken van de afspraak voor de ruggenprik.

Tijdens het onderzoek ligt u op uw zij, of u zit op de rand van het bed. In beide gevallen moet u de rug zo krom mogelijk maken.

Met een kromme rug is de prik namelijk een stuk gemakkelijker uit te voeren. De behandelaar ontsmet eerst de huid. Pas hierna volgt de prik. Als de naald eenmaal op de goede plaats zit, voelt u hier nog maar weinig van. Wanneer de naald op zijn plaats zit, neemt de arts eerst wat druppels hersenvocht af om te onderzoeken. Vervolgens spuit de arts de methotrexaat in en aansluitend, via dezelfde spuit wordt er dexamethason toegediend om mogelijke bijwerkingen te verlichten. Vaak moet u na het onderzoek nog enige tijd blijven liggen. De duur van de bedrust wordt met u besproken tijdens of na de behandeling. De pleister mag er na een uur af.

Bij de meeste mensen geeft de ruggenprik geen restklachten.

Bij ongeveer één op de tien mensen komen er na het onderzoek hoofdpijnklachten voor. Deze klachten zijn het gevolg van lekkage van hersenvocht uit het gaatje in de vochtzak. Het typische van deze hoofdpijn is dat de pijn vaak erger wordt bij overeind komen en weer verdwijnt bij gaan liggen. Het helpt dan om goed te drinken, vooral dranken met veel cafeïne (koffie of cola) en/of paracetamol te nemen, en een dag rust te houden. Meestal gaat deze hoofdpijn binnen enkele dagen vanzelf voorbij. Is er helemaal geen verbetering, dan kunt u contact opnemen met de dagbehandeling. Er kan dan een zogenaamde 'bloodpatch' worden verricht door uw behandelaar of een anesthesist. Hierbij wordt uw eigen bloed ingespoten in de onderrug vlakbij het gaatje in het hersenvlies bloed stolt en het gaatje is dicht. De hoofdpijnklachten zijn dan vaak snel over. 

Let op Om bijwerkingen als misselijkheid, braken, verminderde eetlust, diarree en ontsteking van het mondslijmvlies te verminderen schrijft de arts foliumzuur voor. 24 uur na het toedienen van de methotrexaat neemt u deze voorgeschreven dosering foliumzuur in. Dit herhaalt u na iedere toediening van de methotrexaat.

Betrokken afdelingen en vakgroepen