Longoperatie

Longoperatie

Een longoperatie kan nodig zijn bij een hardnekkig ontstekingsproces of een goedaardige afwijking. Maar meestal is longkanker de reden.

De rechter- en linkerlong bevinden zich in de borstkas, aan beide kanten van het hart.

Het gebied tussen de beide longen wordt het mediastinum genoemd. Hierin liggen behalve het hart, de luchtpijp, de slokdarm, bloedvaten (onder andere de grote lichaamsslagader), zenuwen, lymfeklieren en lymfevaten.

De rechterlong bestaat uit 3 longkwabben, de linker uit 2 kwabben. De long is omgeven door een longvlies (pleura). De lucht die wij via de neus en/of de mond inademen, bereikt via de keelholte de luchtpijp (trachea). De luchtpijp splitst zich in 2 grote vertakkingen. Elke vertakking (bronchus), gaat naar een long en splitst zich in steeds kleinere luchtkanalen. Deze monden uit in de longblaasjes.

De functie van de longen is het ademproces. Uit de ingeademde lucht wordt zuurstof in het lichaam opgenomen. Met de uitgeademde lucht verdwijnt koolzuurgas uit het lichaam.

Een longoperatie kan nodig zijn bij een hardnekkig ontstekingsproces of een goedaardige afwijking. Maar meestal is longkanker de reden.

U hebt al verschillende onderzoeken gehad voordat u het voorstel krijgt voor een operatie. Vaak staat de diagnose al vast door het onderzoek wat is verricht door de longarts. Bijvoorbeeld een bronchoscopie en/of CT-scan, al dan niet met PET-scan. Soms is ook al een punctie verricht.

'Vries'-onderzoek

Maar heel soms is de diagnose niet bewezen en moet tijdens de operatie hierover zekerheid worden verkregen. Meestal wordt dan tijdens de operatie een 'vries'-onderzoek gedaan: een stukje weefsel wordt daarbij uitgenomen en ingevroren. De patholoog (de arts die weefselonderzoek doet) bekijkt direct hierna onder de microscoop om wat voor weefsel het gaat. Het kan gebeuren dat zekerheid pas verkregen wordt nadat de hele longkwab, waar de afwijking inzit, is verwijderd en onderzocht.

Longoperatie

Voor longkanker is een operatie de aangewezen behandeling, mits de uitbreiding van het kankerproces in de long en in de omgeving van de long niet te uitgebreid is. Ook uw algemene lichamelijke toestand kan een rol spelen.

Wanneer de behandeling is gericht op het genezen van een patiënt, wordt dat een curatieve behandeling genoemd. Bij een behandeling die is bedoeld om de ziekte te remmen en/of de klachten te verminderen, spreekt men van een palliatieve behandeling.

Er wordt geopereerd onder algehele anesthesie (narcose). Bijna altijd wordt door de anesthesioloog voor de operatie een zeer dun slangetje (epiduraal katheter) in de rug aangebracht, waardoor tijdens en na de operatie op elk moment pijnstillende middelen kunnen worden gegeven.

Om de long te kunnen bereiken, wordt meestal een weg gekozen door de borstwand, tussen de ribben door. Na het openen van de borstholte wordt bekeken hoe de situatie is: de grootte van het proces en de ligging ten opzichte van de bloedvaten en luchtpijpvertakkingen.

Na deze inventarisatie wordt besloten tot verwijdering van de aandoening met het omringende weefsel. Dit kan zijn:

  • de gehele long (pneumonectomie);
  • 1 of 2 kwabben (lobectomie);
  • enkele delen van een kwab, ook wel segmenten (segmentresectie).

Heel soms wordt geopereerd door het midden van de borstkast waarbij het borstbeen wordt opengezaagd, zoals bij een hartoperatie. Op deze wijze kan tegelijkertijd aan beide longen worden geopereerd, wat een enkele maal nodig is.

Vóór het sluiten van de wond worden door de chirurg 1 of 2 afvoerslangen (drains) in de borstholte achtergelaten. Op deze drains wordt zo nodig een afzuigsysteem aangesloten. Hierdoor kunnen bloed en lucht worden afgevoerd. De drain(s) worden na een aantal dagen weer verwijderd.

Verder kunt u een infuus in de arm en een zuurstofslangetje in de neus verwachten.

Geen enkele ingreep is vrij van de kans op complicaties. Zo zijn er ook bij longoperaties de normale risico's op complicaties van een operatie, zoals trombose, longontsteking, nabloeding en wondinfectie.

Daarnaast zijn er nog enkele specifieke complicaties mogelijk:

  • Omdat er bij longoperaties zeer grote slagaders en aders betrokken zijn, bestaat er een kans op een ernstige bloeding. Gelukkig komt dit zelden voor.
  • Na de operatie kunnen er zich tijdelijke veranderingen van het hartritme voordoen. Met medicijnen is dat te verhelpen.
  • Na een longoperatie bestaat de eerste dagen bijna altijd wel enige luchtlekkage, wat via de drains kan worden afgevoerd. Heel soms kan deze luchtlekkage meer dan een week aanhouden. Geen ernstige, maar wel een vervelende bijkomstigheid.
  • Soms hoopt zich wat lucht op direct onder de huid, hetgeen een "knisperend" gevoel geeft. Ook dit is niet ernstig.
  • Als gevolg van zenuwbeschadiging bij het uitnemen van de long, of een deel ervan, kan er in zeldzame gevallen een blijvende heesheid optreden.
  • Na de operatie kan een deel van de luchtweg door een slijmprop verstopt raken (atelectase). Fysiotherapie is dan nodig, maar daarnaast moet soms ook de slijmprop met een flexibele kijkslang (bronchoscoop) worden verwijderd.

De kans dat 1 van de bovengenoemde complicaties een dodelijk gevolg heeft, varieert van bijna 0 tot 6 procent. Dat is mede afhankelijk van uw lichamelijke conditie, de leeftijd en de ernst van de aandoening.

De 1e dag verblijft u op de afdeling Intensive Care (IC). Daarna wordt u weer overgeplaatst naar de verpleegafdeling.

De pijn wordt zo goed mogelijk bestreden. U zult zelf blijven ademen. Beademing is zelden nodig.

Voor en na de operatie begeleidt een fysiotherapeut u die hulp biedt bij het op de juiste wijze ademhalen en het ophoesten van slijm. De epiduraal-katheter in de rug voor de pijnbestrijding tijdens en na de operatie wordt meestal de 3e of 4e dag verwijderd. De borstwand aan de zijde van de operatie blijft echter nog wel een maand of 3 pijnlijk. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door kneuzing (soms zelfs een breuk) van de ribben tijdens de operatie. Met eenvoudige pijnstillers is de pijn wel onder controle te houden.

Gevolgen van de operatie

Door het wegnemen van de long of een gedeelte ervan ontstaat ruimte. Is een long in zijn geheel verwijderd? Dan vult de ontstane ruimte zich met weefselvocht. In een later stadium wordt dat omgezet in een soort weefselnetwerk. Anders vult de ruimte zich met het overgebleven deel van de long. De borstkas zal vaak iets kleiner worden aan de kant van de longoperatie.

Wat u wel en niet kunt na de operatie is uiteraard afhankelijk van de kwaliteit van uw longen vóór de operatie en van de hoeveelheid longweefsel, die werd verwijderd.

Prognose

Als de uitslag van het weefselonderzoek bekend is, zal de longarts en/of chirurg die met u bespreken. Hierbij is ook aandacht voor het resultaat van de operatie, voor eventuele nabehandeling (bestraling) en voor de vooruitzichten.

Betrokken afdelingen en vakgroepen