Baarmoederkanker

Baarmoederkanker

Baarmoederkanker ontwikkelt zich bij 90 tot 95% van de vrouwen in de binnenste slijmvlieslaag van de baarmoeder. Daarom wordt baarmoederkanker ook wel baarmoederslijmvlieskanker ofwel endometriumcarcinoom genoemd. Baarmoederkanker komt het meest voor bij vrouwen tussen de 55 en 80 jaar.

Baarmoederhalskanker en baarmoederkanker ontstaan beide in de baarmoeder, maar het zijn 2 verschillende soorten kanker. Het ziekteverloop en de behandeling van deze 2 ziekten zijn verschillend.

Mogelijke onderzoeken bij Baarmoederkanker

Mogelijke behandelingen bij Baarmoederkanker

Betrokken afdelingen en vakgroepen


De vrouwelijke geslachtsorganen

De vrouwelijke geslachtsorganen bestaan uit de uitwendige (schaamlippen, clitoris en ingang van de vagina) en inwendige geslachtsorganen. Tot de inwendige geslachtsorganen behoren de baarmoeder, de eierstokken en de eileiders.

De inwendige vrouwelijke geslachtsorganen

Baarmoeder

De baarmoeder heeft de vorm en omvang van een omgekeerde peer. Het brede deel, het baarmoederlichaam, vormt het grootste deel van de baarmoeder. Aan weerszijden hiervan liggen de eierstokken met de eileiders. De eileiders vormen de verbinding tussen de baarmoeder en de eierstokken.

Het baarmoederlichaam gaat over in de baarmoederhals, het onderste, smalle deel van de baarmoeder. De baarmoederhals vormt de verbinding tussen het baarmoederlichaam en de vagina. De wand van het baarmoederlichaam is opgebouwd uit 2 lagen:

  • Een binnenste slijmvlieslaag: het endometrium.
  • Een buitenste spierlaag: het myometrium.
  • Na de overgang: ongewoon vaginaal bloedverlies of bruinige afscheiding.
  • Voor de overgang: onregelmatig en overmatig bloedverlies tussen de menstruaties door.
  • Plasklachten of bloedverlies bij het plassen.
  • Moeheid, vermagering of buikpijn. Dit is zeldzaam. Vooral bij tumoren in een later stadium kunnen vrouwen hier last van hebben. 

Na de overgang kunt u toch weer last krijgen van vaginale bloedingen. Vrouwen denken dan wel eens dat ze weer ongesteld zijn. Maar bent u sinds 1 jaar (of langer) niet meer ongesteld geweest, dan is zo’n bloeding geen gewone menstruatie. Bij ongeveer 10% veroorzaakt baarmoederkanker dit bloedverlies. Baarmoederkanker komt vooral na de overgang voor. Daarom zorgt bloedverlies er vaak voor dat de tumor in een vroeg stadium wordt ontdekt.

Ongewoon vaginaal bloedverlies voor of na de overgang kan ook andere oorzaken hebben dan baarmoederkanker. Maar het is altijd een reden om naar uw huisarts te gaan.

Een belangrijke risicofactor lijkt de verstoring van het samenspel tussen de verschillende hormonen die invloed uitoefenen op het baarmoederslijmvlies. Hierbij kunt u denken aan:

  • Vrouwen zonder of met weinig kinderen.
  • Vrouwen bij wie de overgang laat begint.
  • Vrouwen die langdurig oestrogenen gebruiken (oestrogenen worden bijvoorbeeld gebruikt bij overgangsklachten).
  • Borstkankerpatiënten die al een aantal jaren tamoxifen gebruiken (dit is een belangrijk medicijn bij de behandeling van borstkanker, de goede behandelresultaten van tamoxifen wegen op tegen het kleine extra risico op baarmoederkanker).
  • Vrouwen die een bepaalde zeldzame tumor van de eierstokken hebben die oestrogeen produceert.
  • Vrouwen met overgewicht (waarschijnlijk komt dat doordat in het vetweefsel meer oestrogene stoffen worden aangemaakt).

Onder het stadium verstaat men de mate waarin de ziekte zich in het lichaam heeft uitgebreid. Stadiumindeling is belangrijk voor een inschatting van de prognose en het bepalen van de behandeling. Bij baarmoederkanker onderscheidt men 4 stadia. Het vaststellen van het stadium wordt bepaald door informatie uit de onderzoeken. Als alle uitslagen hiervan bekend zijn, kan het stadium van de ziekte definitief bepaald worden.

De 4 stadia van baarmoederkanker zijn:

  • Stadium I: De tumor is beperkt tot het baarmoederlichaam. Er wordt gekeken of de tumor is doorgegroeid in de spierlaag van de baarmoeder. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen doorgroei in het oppervlakkige of diepere deel van de spierlaag.
  • Stadium II: De tumor is doorgegroeid tot in de baarmoederhals, maar niet buiten de baarmoeder.
  • Stadium III: De tumor is doorgegroeid buiten de baarmoeder, maar binnen het kleine bekken. Dat wil zeggen: in de directe omgeving van de baarmoeder, bijvoorbeeld naar de eierstokken, de vagina of lymfeklieren in de buik.
  • Stadium IV: De tumor is doorgegroeid buiten het kleine bekken of naar de blaas, de endeldarm en/of er zijn uitzaaiingen ergens anders in de buik. Ook bij uitzaaiingen van baarmoederkanker in andere organen, bijvoorbeeld in de longen of de botten, wordt er gesproken van stadium IV.

Wat is kanker?

Kanker is een verzamelnaam voor meer dan honderd verschillende ziekten. Al deze verschillende soorten kanker hebben één gemeenschappelijk kenmerk: een ongeremde deling van lichaamscellen. Hierdoor ontstaat er een gezwel of tumor.

Goed- en kwaadaardig

Er zijn goedaardig en kwaadaardige gezwellen of tumoren. Alleen bij kwaadaardige gezwellen of tumoren is er sprake van kanker. Tumor is een ander woord voor gezwel. Een kwaadaardige tumor kan omliggende weefsels en organen opzij drukken, kan er groeien en uitzaaien.

goedaardig gezwel

Goedaardig gezwel. De gevormde cellen dringen geen omliggend weefsel binnen.

kwaadaardig gezwel

Kwaadaardig gezwel. De cellen dringen wel omliggend weefsel binnen.

Uitzaaiingen 

Van een kwaadaardige tumor kunnen cellen losraken. Die kankercellen kunnen via het bloed en/of lymfe op andere plaatsen in het lichaam terechtkomen en ook daar uitgroeien tot gezwellen. Dit zijn uitzaaiingen (metastasen). Indien er alleen sprake is van aantasting van de lymfeklieren in de oksel, wordt dat beschouwd als lokale- en niet als uitgezaaide ziekte.

Sommige behandelingen van kanker hebben een nadelige invloed op de vruchtbaarheid. Het is raadzaam om voorafgaand aan de behandeling van kanker met uw specialist te bespreken wat de verwachtingen en kansen zijn dat in uw geval uw vruchtbaarheid gespaard blijft. De ernst van de schade die een behandeling van kanker aan de vruchtbaarheid kan veroorzaken hangt onder andere af van:

  • uw leeftijd.
  • soort en dosis chemotherapie.
  • plaats van bestraling.
  • uw vruchtbaarheid voorafgaand aan de behandeling.

Hieronder worden per behandeling van kanker de gevolgen voor de vruchtbaarheid besproken. Houdt u er rekening mee dat vaak een combinatie van verschillende behandelingen nodig is, voor een zo groot mogelijk effect.

  1. Operatie
    Een operatie waarbij de eierstokken of de baarmoeder verwijderd worden is van grote invloed op de vruchtbaarheid.
  2. Bestraling
    Bestraling kan van invloed zijn op de vruchtbaarheid als de voortplantingsorganen (eierstokken en baarmoeder) in het gebied liggen dat bestraald wordt. Dit is het geval bij alle straling in het onderbuik gebied.
  3. Chemotherapie
    Chemotherapie is een behandeling met medicijnen (cytostatica) die de celdeling remmen of cellen doden.

    Chemotherapie werkt door het hele lichaam, waardoor de schadelijke stoffen ook terecht komen in de eierstokken. De schade die ze daar aanrichten, kan leiden tot tijdelijke of definitieve onderbreking van de menstruele cyclus. Ook wanneer de normale menstruele cyclus na de chemotherapie doorgaat, bestaat de kans dat u vervroegd in de overgang komt en dus onvruchtbaar wordt. De internist-oncoloog bespreekt met u welke gevolgen de chemotherapie heeft voor uw vruchtbaarheid.

    Bij uw casemanager kunt u de folder: ‘Vruchtbaarheid en kanker’ van de NNF krijgen, of zie www.nnf-info.nl.

De meeste vrouwen met baarmoederkanker moeten een baarmoederverwijdering ondergaan en worden daardoor onvruchtbaar. Er zijn echter mogelijkheden om bij sommige milde vormen van baarmoederkanker de baarmoeder te behouden. De kans op behoud van vruchtbaarheid is afhankelijk van uw leeftijd en of u in aanmerking komt voor baarmoeder sparende behandeling. Het is dus verstandig om voordat u de kankerbehandeling begint met uw specialist te bespreken wat de gevolgen zijn voor de vruchtbaarheid.

Het is belangrijk te weten dat het sparen van de vruchtbaarheid niet voor iedereen mogelijk is. Het is raadzaam dit goed te overleggen met uw specialist.

Meer weten?