De plaats van de tumor bepaalt welk soort operatie uitgevoerd moet worden. Soms is het nodig bij een dikkedarmoperatie een stoma (darmuitgang op de buik) aan te leggen. De stoma kan tijdelijk of blijvend zijn.
Operatie bij darmkanker
Operatie bij darmkanker
Er zijn veel soorten operaties mogelijk aan de dikke darm. De chirurg bespreekt met u welke operatie bij u waarschijnlijk wordt uitgevoerd.
Doel van een operatie
Een operatie is de meest voorkomende behandeling van dikkedarmkanker. Een operatie heeft meerdere doelen:
- het definitief stellen van de diagnose dikkedarmkanker;
- het beoordelen van de uitgebreidheid van de ziekte;
- het vaststellen van de behandeling;
- het radicaal verwijderen van tumorweefsel.
Soorten operaties
Welke operatie bij u wordt uitgevoerd is afhankelijk van de plaats van de tumor. Soms is het nodig bij een dikkedarmoperatie een stoma (darmuitgang op de buik) aan te leggen. De stoma kan tijdelijk of blijvend zijn.
Klassieke openbuikoperatie
Soms wordt er voor gekozen om via een open buik te opereren. U krijgt een snee van net boven het schaambeen tot boven de navel. De snee wordt dichtgemaakt met nietjes.
Kijkoperatie (laparoscopie)
Een kijkoperatie (laparoscopie) is een operatie waarbij via kleine gaten in de buikwand een geavanceerde camera en een aantal lange, smalle werkinstrumenten ingebracht worden. Het camerabeeld wordt sterk vergroot op een monitor afgebeeld met als voordeel dat het operatieterrein zeer goed te zien is.
Meer informatie kunt u lezen in de folder Laparoscopische operatie chirurgie
Robot assisted kijkoperatie (laparoscopie)
De da Vinci robot helpt de chirurg om complexere operaties via een kijkoperatie te verrichten. De chirurg neemt plaats achter de robot en stuurt de robotarmen aan doordat zijn vingers via een computer met het instrumentarium zijn verbonden. Hierdoor kan de chirurg uiterst secuur te werk gaan.
Meer informatie ga naar Robot Kenniscentrum.
Voorbereiding
Voor de operatie kunnen bepaalde onderzoeken noodzakelijk zijn.
Welke dat zijn hangt onder meer af van uw leeftijd. Als u 1 of meer onderzoeken moet ondergaan, dan wordt dit geregeld door de afdeling Preoperatieve Screening. U krijgt daarvoor een afspraak met een doktersassistente en aansluitend met een anesthesioloog. Dit is een arts die verantwoordelijk is voor de narcose.
Tijdens dit bezoek krijgt u uitleg en worden een aantal zaken met u besproken, zoals of u allergisch bent, eventueel eerdere ervaringen met operaties, welke medicijnen u gebruikt en of u die voor de operatie wel of niet in moet nemen. Ook wordt de soort narcose besproken die u krijgt. Er wordt ook bloed geprikt.
U wordt voor deze operatie enkele dagen opgenomen in het ziekenhuis.
Voor de operatie moet u nuchter zijn, dat wil zeggen u mag enige tijd van tevoren niet meer eten, drinken of roken. Vanaf hoe laat u niet meer mag eten, drinken of roken, hangt af van het tijdstip van uw operatie. U ontvangt een schriftelijke bevestiging van uw opnamedatum en tijd, waarin vermeld staat vanaf hoe laat u nuchter moet blijven.
Voor de operatie
In sommige gevallen krijgt u voor de operatie op de verpleegafdeling al rustgevende medicatie, ter voorbereiding op de narcose.
Wij raden u aan om de eventuele vragen die u nog heeft op te schrijven en mee te nemen op de dag van opname. U kunt ook vooraf aan de opname telefonisch contact opnemen met de casemanager,. Vragen kunt u ook gerust nog aan de verpleegkundige op de afdeling stellen.
De operatie
De operatie vindt plaats onder algehele narcose met een ruggenprik (epiduraal katheter) als pijnstilling voor na de operatie.
Een gecertificeerd GE chirurg voert de operatie uit. Omdat het Maasstad Ziekenhuis een opleidingsziekenhuis is, kan het zijn dat sommige delen van de operatie uitgevoerd worden door een arts in opleiding. Dit gebeurt natuurlijk onder supervisie van de maag-darm chirurg. Er zijn verschillende soorten dikkedarmoperaties mogelijk. Uw arts bespreekt met u welke operatie bij u uitgevoerd wordt.
Onderstaand ziet u een grafische weergave van de dikke darm. Deze weergave moet u zien vanuit uw lichaam. Wanneer in de tekst wordt gesproken over ‘rechts in de buik’ is dit in de grafische weergave links.
A: colon ascendens: Rechts in de buik ligt het opstijgende deel (colon ascendens), waar de dunne darm in uitmondt. Ook zit aan dit deel het wormvormig aanhangsel (de appendix) vast.
B: colon transversum: Nabij de lever gaat de dikke darm over in het dwars verlopende deel (colon transversum), dat onder de maag langs naar links (in de figuur naar rechts) verloopt.
C: colon descendens: Nabij de milt gaat de dikke darm over in het afdalende deel (colon descendens)
D: het sigmoïd: dat in de linker onderbuik een S-bocht maakt
E: het rectum: In het kleine bekken gaat het sigmoïd over in de endeldarm (rectum) die eindigt bij de sluitspier, de anus.
Hemicolectomie rechts
Bij aandoeningen aan de rechterzijde wordt het eerste deel van de dikke darm (colon ascendens), aan de rechterkant van de buik verwijderd met bloedvaten en lymfeklieren.
Daarna wordt een verbinding gemaakt tussen het laatste deel van de dunne darm en het colon transversum. De darmuiteinden worden handmatig met hechtingen of mechanisch met een nietapparaat aan elkaar gezet. Bij een hemicolectomie rechts is het aanleggen van een stoma slechts zelden nodig. In sommige gevallen, bijvoorbeeld bij een spoedingreep, kan dit wel noodzakelijk zijn.
Nadat de behandeling beëindigd is, begint de herstelfase. Aangezien er diverse behandelmethoden zijn, die soms ook gecombineerd gebruikt worden, is het moeilijk om voor elke situatie aan te geven hoe snel het herstel gaat. Daarbij komt dat ieder mens anders is en het herstel ook anders ervaart. Sommige mensen voelen zich binnen enkele maanden weer de oude, anderen zullen dit niet bereiken en moeten leren omgaan met de nieuwe situatie.
Hemicolectomie links
Bij aandoeningen aan de linkerzijde wordt het linker deel van de dikke darm (colon descendens) verwijderd via een lengtesnee in de buik of met een kijkoperatie en wordt een verbinding gemaakt tussen colon transversum en sigmoïd. De darmuiteinden worden handmatig met hechtingen of mechanisch met een nietapparaat aan elkaar gezet. Bij een hemicolectomie links is het aanleggen van een stoma slechts zelden nodig. In sommige gevallen, bijvoorbeeld bij een spoedingreep, kan dit wel noodzakelijk zijn.
Nadat de behandeling beëindigd is, begint de herstelfase. Aangezien er diverse behandelmethoden zijn, die soms ook gecombineerd gebruikt worden, is het moeilijk om voor elke situatie aan te geven hoe snel het herstel gaat. Daarbij komt dat ieder mens anders is en het herstel ook anders ervaart. Sommige mensen voelen zich binnen enkele maanden weer de oude, anderen zullen dit niet bereiken en moeten leren omgaan met de nieuwe situatie.
Transversectomie/extended hemicolectomie rechts/extended hemicolectomie links
Bij aandoeningen in het midden van de dikke darm (colon transversum) is het afhankelijk van de plaats van de aandoening welk type operatie wordt toegepast. Als de aandoening zich in het midden van de darm bevindt, wordt het colon transversum verwijderd (transversectomie), als de aandoening aan de rechterkant is gelegen, wordt een uitgebreide verwijdering gedaan: het colon ascendens en een groot deel van het colon transversum worden weggehaald (extended hemicolectomie rechts). Als de aandoening links in het colon transversum ligt, wordt het colon descendens met een groot deel van het colon transversum weggehaald (extended hemicolectomie links). De darmuiteinden worden handmatig met hechtingen of mechanisch met een nietapparaat aan elkaar gezet.
Bij deze operaties is de kans op een stoma klein, tenzij het een acute operatie betreft.
Nadat de behandeling beëindigd is, begint de herstelfase. Aangezien er diverse behandelmethoden zijn, die soms ook gecombineerd gebruikt worden, is het moeilijk om voor elke situatie aan te geven hoe snel het herstel gaat. Daarbij komt dat ieder mens anders is en het herstel ook anders ervaart. Sommige mensen voelen zich binnen enkele maanden weer de oude, anderen zullen dit niet bereiken en moeten leren omgaan met de nieuwe situatie.
Sigmoïdresectie
Bij aandoeningen in het S-vormige deel van de dikke darm (sigmoïd) voor de overgang naar de endeldarm (sigmoïd) wordt dit deel verwijderd (sigmoïdresectie). Hierbij wordt het colon descendens met de endeldarm verbonden. De darmuiteinden worden handmatig met hechtingen of mechanisch met een nietapparaat aan elkaar gezet.
Bij deze operatie is de kans op het krijgen van een stoma aanwezig.
Nadat de behandeling beëindigd is, begint de herstelfase. Aangezien er diverse behandelmethoden zijn, die soms ook gecombineerd gebruikt worden, is het moeilijk om voor elke situatie aan te geven hoe snel het herstel gaat. Daarbij komt dat ieder mens anders is en het herstel ook anders ervaart. Sommige mensen voelen zich binnen enkele maanden weer de oude, anderen zullen dit niet bereiken en moeten leren omgaan met de nieuwe situatie.
Low anterior resectie
Bij aandoeningen in de endeldarm, waarbij de aandoening niet te dicht bij de anusopening is gelegen kan een lage verbinding (anus sparend) worden gemaakt tussen een hoger deel van de dikke darm en het resterende deel van de endeldarm. De darmuiteinden worden handmatig met hechtingen of mechanisch met een nietapparaat aan elkaar gezet.
Bij deze operatie is de kans op het krijgen van een (tijdelijk) stoma aanwezig.
Nadat de behandeling beëindigd is, begint de herstelfase. Aangezien er diverse behandelmethoden zijn, die soms ook gecombineerd gebruikt worden, is het moeilijk om voor elke situatie aan te geven hoe snel het herstel gaat. Daarbij komt dat ieder mens anders is en het herstel ook anders ervaart. Sommige mensen voelen zich binnen enkele maanden weer de oude, anderen zullen dit niet bereiken en moeten leren omgaan met de nieuwe situatie.
Low anterior resectie bij endeldarmkanker
De chirurgische behandeling van endeldarmkanker is afhankelijk van de afstand van de tumor tot de anus. De tumor wordt volgens het ‘total mesorectal excision’ (TME) principe geopereerd. Hierbij wordt de darm met het omliggende vet- en klierweefsel (mesorectum) verwijderd waarbij getracht wordt de zenuwen in de omgeving intact te laten. Dit lukt helaas niet altijd. De kans op een stoma is bij deze operatie reëel. Of het aanleggen van een stoma noodzakelijk is hangt af van de plaats van de tumor, het verloop van de operatie en de conditie van de patiënt.
Als de tumor zich voldoende ver van de anus bevindt, kan er een aansluiting gemaakt worden van dikke darm of sigmoïd op het korte stukje endeldarm wat dan resteert (‘low anterior resectie’). Er kan soms zelfs een verbinding tot op de kringspier van de anus gemaakt worden (colo-anale anastomose). Omdat het risico op naadlekkage bij deze verbindingen hoog is, wordt vaak tijdelijk een ontlastend dunne of dikke darmstoma aangelegd. Dit stoma kan, nadat de verbinding van dikke darm aan de endeldarm of anus genezen is, weer worden verwijderd door het met een operatie terug te plaatsen.
Patiënten waarbij de tumor zich in de endeldarm bevindt, zijn voorafgaand aan de operatie vaak bestraalt, soms in combinatie met chemotherapie. Na de operatie kunnen zich problemen voordoen. Deze worden deels veroorzaakt doordat de operatie in het kleine bekken plaatsvindt. Daar lopen veel zenuwbanen die te maken hebben met blaas- en seksuele functies. Ondanks zenuwsparende technieken, kan de operatie een nadelige invloed hebben op de genoemde functies. Ook de voorbestraling kan deze klachten veroorzaken of versterken.
Nadat de behandeling beëindigd is, begint de herstelfase. Aangezien er diverse behandelmethoden zijn, die soms ook gecombineerd gebruikt worden, is het moeilijk om voor elke situatie aan te geven hoe snel het herstel gaat. Daarbij komt dat ieder mens anders is en het herstel ook anders ervaart. Sommige mensen voelen zich binnen enkele maanden weer de oude, anderen zullen dit niet bereiken en moeten leren omgaan met de nieuwe situatie.
Rectumamputatie
Als de tumor zich in het onderste deel van de endeldarm bevindt vlakbij de anus, dan is het onvermijdelijk dat ook de anus moet worden verwijderd (rectumamputatie). Er wordt een blijvend stoma van de dikke darm aangelegd op de linker onderbuik omdat de natuurlijke uitgang (de anus) is verwijderd. Het stuk bilnaad waar de anus heeft gezeten wordt gesloten. Dit geeft zeker in het begin problemen met zitten. Door de voorbestraling die doorgaans bij rectumtumor wordt gedaan, geneest de wond in de bilnaad vaak slecht. Het is moeilijk aan te geven hoe lang de zitproblemen zullen duren. Op de lange termijn zullen patiënten altijd een ander gevoel hebben bij het zitten.
Patiënten waarbij de tumor zich in de endeldarm bevindt, zijn voorafgaand aan de operatie vaak bestraald, soms in combinatie met chemotherapie. Na de operatie kunnen zich problemen voordoen. Deze worden deels veroorzaakt doordat de operatie in het kleine bekken plaatsvindt. Daar lopen veel zenuwbanen die te maken hebben met blaas- en seksuele functies. Ondanks zenuwsparende technieken, kan de operatie een nadelige invloed hebben op de genoemde functies. Ook de voorbestraling kan deze klachten veroorzaken of versterken.
Nadat de behandeling beëindigd is, begint de herstelfase. Aangezien er diverse behandelmethoden zijn, die soms ook gecombineerd gebruikt worden, is het moeilijk om voor elke situatie aan te geven hoe snel het herstel gaat. Daarbij komt dat ieder mens anders is en het herstel ook anders ervaart. Sommige mensen voelen zich binnen enkele maanden weer de oude, anderen zullen dit niet bereiken en moeten leren omgaan met de nieuwe situatie.
Na de operatie
Het Maasstad Ziekenhuis past bij de dikkedarmoperaties het ERAS-programma (Enhanced Recovery after Surgery) toe.
Dit kwaliteitsprogramma leidt tot een bewezen versneld herstel en minder conditieverlies ten gevolge van de operatie.
Na de operatie verblijft u even op de uitslaapkamer (recovery). Daar controleren speciaal opgeleide verpleegkundigen uw hartslag, bloeddruk en ademhaling de eerste tijd na de operatie. Verder controleren zij de wond en het eventuele vloeien. U mag terug naar de verpleegafdeling wanneer alle controles goed zijn. Ook daar zullen de verpleegkundigen regelmatig controleren of alles naar behoren verloopt.
Blaaskatheter
Uw ingreep maakt het noodzakelijk dat de blaas leeg moet zijn en ontlast moet worden. Daarvoor wordt een blaaskatheter geplaatst. Als de epiduraal katheter is verwijderd, wordt bij voorkeur ook zo snel mogelijk de blaaskatheter verwijderd.
De dagen na de operatie
De verpleegkundigen van de afdeling houden u goed in de gaten. 3 keer per dag wordt uw temperatuur opgenomen en worden pols en bloeddruk gemeten. Ook wordt dan gevraagd naar uw pijnsensatie. Zo nodig krijgt u medicatie hiervoor.
De dagen na de operatie kan het voorkomen dat u last heeft van spierpijn in uw gehele lichaam. Dit komt omdat u tijdens de operatie een aantal uren in dezelfde houding heeft gelegen op een harde ondergrond.
Artsenvisite
De behandelend arts komt na zijn/haar OK-programma bij u langs en doet verslag van de operatie. Door een spoedoperatie of een uitvallende ingreep is nooit van te voren te zeggen hoe laat de arts langskomt.
Vervolgens komt de arts-assistent van de afdeling dagelijks bij u langs. Als er bijzonderheden zijn overlegt hij/zij met uw behandelend arts.
Onderzoek weefsel en uitslag
Het weefsel dat bij de operatie verwijderd is, wordt onderzocht door de patholoog-anatoom. Het duurt minimaal 5 werkdagen voordat de uitslag van het onderzoek bekend is. Deze uitslag wordt multidisciplinair (met meerdere artsen) besproken in de werkgroep oncologie. Hieruit volgt een aanvullend behandeladvies. In een (familie)gesprek wordt dit advies met u gedeeld.
Klachten en complicaties
Het is niet ongewoon dat u na de operatie klachten, ongemakkelijkheden of complicaties ervaart.
Het kan zijn dat u slechts enkele of zelfs geen complicaties ervaart. Hieronder vermelden we de meest voorkomende complicaties en ongemakkelijkheden zodat u niet ongerust raakt wanneer u dit ervaart.
Algemeen
- Darmen komen op gang
De eerste aanwijzingen dat de darmen weer op gang komen zijn gerommel in de darm en het laten van windjes; en de arts hoort “peristaltiek” (darmgeruis). In tweede instantie komt ook de ontlasting op gang. Soms duurt het enige tijd voordat dit gebeurt. De darmfunctie wordt de dagen na de operatie op de afdeling gecontroleerd.
- Ileus (belemmering van de darmwerking)
Indien de darmen niet op gang komen en/of u bent misselijk of moet overgeven, is er een kans aanwezig dat u een tijdelijke maagsonde krijgt om braken tegen te gaan. Met beweging stimuleert u de darmen om weer op gang te komen.
- Trombose
Door de operatie en het in bed liggen heeft u een verhoogde kans op trombose. Daarom krijgt u tot ontslag uit het ziekenhuis, dagelijks een prikje met medicijnen onder de huid om dit tegen te gaan.
- Naadlekkage
De belangrijkste complicatie van een darmoperatie is naadlekkage. Dit kan buikvliesontsteking veroorzaken waardoor een snel opnieuw geopereerd moet worden. De darmnaad wordt dan losgekoppeld en een stoma aangelegd. Dit stoma kan afhankelijk van de conditie van de patiënt en locatie van de oorspronkelijke darmnaad tijdelijk of definitief zijn.
Het risico op naadlekkage varieert met de soort operatie (2-10 procent), waarbij het risico groter wordt naarmate de verbinding dichter bij de anus ligt. Ook een obstructie of sepsis (bloedvergiftiging) kan dit risico vergroten. Daarnaast kunnen specifieke patiënt-gerelateerde factoren van invloed zijn, zoals:
- ondervoeding;
- roken;
- gebruik van corticosteroïden;
- radiotherapie;
- andere ziekten zoals diabetes, hartfalen, hypertensie, nierfalen.
In sommige gevallen kan een kleine lekkage zonder operatie worden behandeld door het plaatsen van een slangetje (drain) via de buikhuid in de buik met als doel het vocht rond de naad af te voeren of door het tijdelijk geven van aangepaste voeding.
Andere vaak minder ingrijpende complicaties na de operatie zijn:
- wondinfectie;
- longontsteking;
- urineweginfecties.
Na operatie aan de dikke darm
- Dunne ontlasting
Als er een gedeelte van de dikke darm wordt weggehaald, kan deze uit de ontlasting minder vocht opnemen. De ontlasting wordt dunner, komt vaker en is soms moeilijker op te houden. Dit is meestal een tijdelijk probleem dat vanzelf over gaat. Als het langer aanhoudt en als erg vervelend wordt ervaren, kan naar een oplossing gezocht worden. Soms is een verandering in de voeding nodig of worden diarree remmende middelen geadviseerd (loperamide, vrij verkrijgbaar bij drogist en apotheek).
- Buikpijn
Pijn in de buik kan ontstaan na iedere operatie. Dit kan samenhangen met het litteken, maar soms ook met bijvoorbeeld verklevingen in de buik. Doordat het buikvlies dat alle organen bedekt beschadigd is, kunnen buikwand en organen aan elkaar verkleven, soms met vliezige verbindingen en soms zo stevig dat organen niet meer van elkaar te scheiden zijn.
De pijn kan constant aanwezig zijn (meestal in geval van pijn ter plaatse van het litteken), maar de pijn kan ook wisselend aanwezig zijn en samenhangen met de ontlasting. Dan heeft het vaak met de veranderde positie van de darmen in de buik te maken, in combinatie met een verhoogde gevoeligheid van de darm. Bij aanhoudende hevige buikpijn, braken en/of koorts is het verstandig een arts te raadplegen.
- Littekenbreuk
Bij een litteken kan een breuk in de buikwand ontstaan door een slechte genezing van de buikwand. Een breuk betekent dat de spier- en bindweefsellaag onderbroken is terwijl de huid daarboven nog intact is. Als er druk op de buik komt te staan zoals bij hoesten, niezen en persen komt er buikinhoud zoals vet en (dunne) darm door het gat in de spierlaag net onder de huid te liggen. Als dit lang bestaat kan de buikinhoud permanent op deze plaats blijven liggen. Dit komt zowel voor bij kleine littekens (bijvoorbeeld na een kijkoperatie) als bij buikoperaties met een grote snee. Dit heet een littekenbreuk of hernia cicatricialis. Er kan een zwelling van de buik onder de huid ontstaan die groter wordt bij hoesten of persen en verdwijnt bij liggen. Als de breuk klachten geeft kunt u het beste gaan liggen en zachtjes proberen de zwelling terug in de buik te duwen. Ook rondom een stoma kan een dergelijke zwelling ontstaan, dat heet dan een parastomale hernia.
- Moeheid
Moeheid is een veel voorkomende klacht na een operatie. Afhankelijk van uw conditie voor de operatie kan het enige weken tot maanden duren voor u zich weer fit voelt.
Bij patiënten met kanker is moeheid een algemene klacht. De moeheid kan jaren aanhouden. Het is zeer lastig te behandelen, aangezien er geen middel voor is. Wel zijn er adviezen te geven over hoe om te gaan met moeheid bij kanker. De moeheid kan samenhangen met zorgen over de toekomst en eventuele terugkeer van de ziekte, moeite met hervatten van werk of andere dagelijkse bezigheden.
- Blaasproblemen
Het meest voorkomende probleem is het niet op kunnen houden van urine (urine-incontinentie) of vaak kleine beetjes moeten plassen. De patiënt voelt dan niet goed of de blaas is gevuld. Bekkenbodemoefeningen kunnen helpen, maar heeft vaak een beperkt effect doordat de problemen worden veroorzaakt door de schade aan zenuwen en organen. Bij een klein aantal patiënten zullen deze problemen blijvend zijn.
Ook kan uitplassen moeilijker zijn: de urine kan zich ophopen in de blaas zonder dat er een aandranggevoel bestaat. Als dit probleem ontstaat en niet spontaan weer verdwijnt, zoekt de uroloog naar een oplossing, waarbij het soms nodig kan zijn een katheter te gebruiken om de blaas een aantal malen per dag leeg te maken.
- Incontinentie voor ontlasting (na operatie aan endeldarm)
Na een operatie aan het rectum (endeldarm) kunnen er problemen ontstaan met het ophouden van de ontlasting, soms wordt een patiënt zelfs incontinent. De kringspier kan bijvoorbeeld door een eerdere operatie of bevalling beschadigd zijn. Bij deze incontinentieklachten hebben voedingsadviezen, het geneesmiddel loperamide en/of darmspoelen vaak een goed effect, hoewel ongewild verlies van ontlasting incidenteel kan blijven voorkomen. Indien de incontinentieklachten heel ernstig zijn, wordt soms uiteindelijk gekozen voor een blijvend stoma.
Als de stoma is verwijderd ofwel opgeheven (door medici continuïteitsherstel genoemd) moet de patiënt in het begin vaak naar het toilet. De dikke darm moet weer wennen aan zijn taak om het vocht te verwijderen uit de ontlasting. Bovendien is een deel van de endeldarm weggehaald tijdens de operatie waardoor de ontlasting niet even ‘opgeslagen’ kan worden. Als de functie van de darm beter op gang komt en de ontlasting weer dikker wordt, neemt het aantal toiletbezoeken af. Als de ontlasting dun is kan het vóórkomen dat men incontinent is voor ontlasting. Medicijnen kunnen de ontlasting indikken en deze klachten verminderen.
Bij een aantal patiënten is het aantal keren dat zij dagelijks ontlasting hebben zo hoog, dat zij niet meer van huis weg kunnen en niet aan een goede nachtrust toekomen, ook niet op de lange termijn. Dit kan leiden tot sociale isolatie. Dan is soms de enige oplossing om een blijvende stoma van de dikke darm aan te leggen. Om de kans op verlies van ontlasting zo klein mogelijk te maken is het belangrijk om voor de operatie al het risico op incontinentie en/of hoge frequentie van ontlasting te beoordelen. Bij een slecht functionerende bekkenbodem en/of kapotte kringspieren is het risico op incontinentie van ontlasting groter. Door zo snel mogelijk te starten met bekkenbodemoefeningen of te beslissen dat een blijvend stoma de beste oplossing is, kan veel ellende voorkomen worden.
- Bekkenbodemoefeningen
De bekkenbodem bestaat uit verschillende structuren die samen het bekken afsluiten. Bij bekkenbodemoefeningen is de aandacht gericht op de spieren van de bekkenbodem. Verzwakte of beschadigde (kring)spieren hebben een groot effect op de continentie. Beschadigingen kunnen ontstaan door bijvoorbeeld een bevalling of operaties aan de anus. Als door een operatie een (deel) van de endeldarm is verwijderd, worden er extra eisen gesteld aan de (kring)spieren van de bekkenbodem.
Voorafgaand aan operaties aan de endeldarm waarbij geen blijvend stoma wordt aangelegd is het belangrijk om bekkenbodemoefeningen te doen om de spieren in de best mogelijke conditie te brengen. Net na de operatie mag er niet geoefend worden. Weer starten met oefenen mag alleen met toestemming van de behandelend chirurg.
Er bestaat ook apparatuur die inwendig (via anus) de spierkracht kan stimuleren. Na de operatie mag daar alleen met toestemming van de behandelend chirurg mee gewerkt worden vanwege de veranderde situatie van het laatste stuk van de darm en het inwendige littekenweefsel.
- Seksuele problemen
Bij mannen kan het voorkomen dat de erectie verandert of zelfs verdwijnt. Ook retrograde ejaculatie (bij zaadlozing komt het sperma in de blaas) komt voor. Bij vrouwen kunnen droge slijmvliezen van de vagina optreden. Vooraf kan niemand voorspellen of deze problemen zullen ontstaan en of zij blijvend zullen zijn. Het slijmvlies van de plasbuis en vagina kan gevoeliger zijn en er kan pijn ontstaan tijdens het vrijen. Door moeheid en andere klachten kan ook de zin in seks verdwenen zijn. Deze klachten kunnen ter sprake komen bij de poliklinische controles of bij de huisarts. Hoewel niet al deze problemen opgelost kunnen worden, is vaak wel een verbetering te bewerkstelligen.
- Advies en steun
Seksuele veranderingen en problemen kunnen zo ingrijpend zijn dat u niet zonder advies en steun van anderen kunt. Ook al moet u misschien over een drempel heen, vraag tijdig om hulp als u er zelf niet uit komt. In de gesprekken met uw arts of casemanager kunt u dit aangeven. Zo nodig kunnen zij u verwijzen naar gespecialiseerde hulpverleners.
Bij uw casemanager kunt u de folder: “Kanker en seksualiteit”, van het KWF krijgen en informatie over gespecialiseerde hulpverleners.
- Naadstenose
Vanwege het risico op naadlekkage wordt vaak een tijdelijk stoma aan het einde van de dunne darm aangelegd, een dubbelloops stoma. Dit stoma zorgt ervoor dat de lage darmnaad in de endeldarm rustig kan genezen. Voordat het tijdelijk stoma wordt verwijderd (opgeheven), wordt de naad goed onderzocht met een contrastfoto of een sigmoïdoscopie. Soms blijkt de naad vernauwd te zijn door littekenweefsel (naadstenose). Dit kan bij opheffen van de stoma problemen geven met de stoelgang. De naad kan worden opgerekt met behulp van een dilatator of een ballon.
- Slijmkeuteltjes
Na sommige operaties waarbij een stoma is aangelegd, blijft er een stukje endeldarm aanwezig, de rectumstomp. Dit stuk van de endeldarm maakt zelf nog steeds slijm aan, ook al komt er geen ontlasting meer langs. Dit betekent dat, ondanks dat de ontlasting via de stoma in het zakje komt, er toch aandrang is om naar het toilet te gaan. Met een beetje meepersen komt er dan grijs of okergeel slijm ofwel slijmkeuteltjes uit. Dit overvalt de meesten, ondanks dat de verpleegkundige deze mogelijkheid voor de operatie heeft verteld. Eventuele slijmproductie moet altijd gemeld worden bij controles en ook als er veranderingen optreden in hoeveelheid, kleur of frequentie. Om te voorkomen dat het slijm in het ondergoed komt zijn er (kleine) incontinentieverbandjes op recept te verkrijgen. Ook een anaaltampon kan soms een oplossing zijn. Een andere oplossing is om met een klein spoelballonnetje de rectumstomp op gezette tijden te spoelen.
Stoma
Tijdens het gesprek met uw arts is u verteld dat u een stoma gaat krijgen of de kans aanwezig is dat er een tijdelijk of blijvend stoma geplaatst moet worden tijdens de operatie.
Wat is een stoma?
Een stoma is een kunstmatige opening die de dikke of de dunne darm verbindt met de buitenwereld. Een stoma is het gevolg van een aandoening aan de darmen waardoor ontlasting het lichaam niet meer via de normale weg kan of mag verlaten.
Een stoma wordt gemaakt van het uiteinde van de darm die naar het oppervlak van uw buik wordt gebracht om de stoma (opening) te vormen.
Er zijn 2 verschillende soorten damstoma's
Uw arts bespreekt met u welke stoma voor uw situatie het meest geschikt is.
- Colostoma (stoma van de dikke darm)
Bij de aanleg van een colostoma wordt de stoma gemaakt door een gedeelte van uw dikke darm naar het oppervlak van uw buik te verplaatsen. Een colostoma wordt meestal aangebracht aan de linkerkant van uw buik. De ontlasting in dit gedeelte van het darmstelsel is stevig en omdat een stoma geen spier heeft die de stoelgang controleert, moet het worden opgevangen in een stomazakje.
- Ileostoma (stoma van de dunne darm)
Bij de aanleg van een ileostoma wordt het uiteinde van de resterende dunne darm, het ileum of de kronkeldarm door de buikwand naar buiten gehaald en aan de huid van de buik vastgehecht. Meestal wordt een ileostoma aan de rechterkant van uw buik geplaatst.
De ontlasting in dit gedeelte van het darmstelsel is meestal vloeibaar en omdat een stoma geen spier heeft die de stoelgang controleert, moet het worden opgevangen in een opvangzakje.
Een darmstoma kan eindstandig of dubbelloops zijn
- Eindstandig stoma
Een eindstandig stoma wordt geplaatst als een gedeelte van uw dikke darm (colon) of endeldarm (rectum) is verwijderd (of rust moet krijgen). De stoma wordt gemaakt door het einde van het resterende deel van de dikke darm door de buikwand naar buiten te halen en aan de huid van de buik vast te hechten. Een eindstandig colostoma kan tijdelijk of permanent zijn. De tijdelijke oplossing wordt voornamelijk gebruikt als het zieke gedeelte van de darm verwijderd is en het resterende gedeelte van de darm moet rusten voordat de uiteinden hiervan weer aan elkaar worden bevestigd. De permanente oplossing wordt gebruikt als het te riskant of onmogelijk is om de twee gedeelten van de darm weer aan elkaar te bevestigen.
- Dubbelloops stoma
Bij een dubbelloops stoma wordt een lus van de dunne darm door de buikwand naar buiten geleid. De darmlis wordt in de lengte opengemaakt en vervolgens wordt het darmslijmvlies omgevouwen en aan de huid vastgehecht. Zo ontstaan er twee openingen. Uit de ene opening komt de ontlasting, uit de andere alleen slijm afkomstig van het slijmvlies van de darm. Een dubbelloops stoma kan zowel tijdelijk als definitief zijn, afhankelijk van de diagnose en het soort operatie die is uitgevoerd. Hij wordt vaak gebruikt om een chirurgische verbinding (naad) in de darm te beschermen. Als hij tijdelijk is, wordt de opening later weer gesloten of verwijderd door middel van een herstel operatie.
Naar huis
Afhankelijk van de operatie kunnen patiënten na 5 tot 10 dagen na deze operatie weer naar huis.
Als het nodig is, krijgt u recepten mee voor bijvoorbeeld pijnstilling en/of medicatie om de ontlasting goed op gang te houden.
U krijgt de volgende afspraken mee
- Verwijderen van de hechtingen. Meestal rond de 15e dag na de operatie.
- De uitslag van het weefselonderzoek is na ongeveer 5 werkdagen bekend. Deze uitslag wordt in een team van specialisten besproken die met elkaar advies uitbrengen over eventueel nabehandeling. Als u nog opgenomen bent, zal deze uitslag in een familiegesprek met u besproken worden. Als u al thuis bent, krijgt u de uitslag tijdens een afspraak op de polikliniek.
- Als uw behandeling bestond uit een operatie blijft u onder controle van uw behandelend chirurg en GE-consulente. Deze vragen u of u klachten heeft, en voert lichamelijk onderzoek uit. U komt de eerste 2 jaar ieder half jaar op controle. Ook krijgt u iedere 3 maanden een bloedonderzoek, waarvan de uitslag telefonisch met u besproken wordt. Als u klachten heeft of de chirurg ontdekt bijzonderheden bij het onderzoek, kunnen vervolgonderzoeken nodig zijn. Dit wordt dan met u besproken.
- Als alles goed gaat komt u het 3e en 4e jaar 2 keer per jaar voor controle. Het 5e jaar komt u 1 keer op controle.
- Wanneer de behandeling achter de rug is kan het zijn dat u of uw naasten vragen hebben, u problemen hebt met het herstel of werkhervatting, het verwerken van uw ziekte minder vanzelfsprekend is dan u dacht, etc. Uw GE-consulente kan u hierin begeleiden of u zo nodig doorverwijzen naar een andere discipline.
Thuis
Na een buikoperatie mag u de eerste tijd niet alles doen wat u gewend bent.
- De eerste 6 weken mag u niet zwaar tillen, geen zwaar huishoudelijk werk doen (stofzuigen, ramen zemen, rekken, bukken). Als het nodig is, kan thuiszorg worden aangevraagd. Ook mag u in die periode niet zelf autorijden.
- Douchen is geen probleem. Maar zwemmen, baden of gebruik maken van de sauna is niet aan te raden tot ongeveer 6 weken na de operatie.
- Het hebben van seksuele gemeenschap wordt ook de eerste 6 weken afgeraden.
Problemen?
Treden er complicaties op als koorts, veel pijn, overmatig bloedverlies of ontsteking van de wond? Of is de wond geïrriteerd en komt er pus uit? Dan moet u contact opnemen met de GE-consulente.